Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 29 maart 2018, nr. 2018-0000183376, houdende regels betreffende de controle van de basisregistratie grootschalige topografie (Regeling controle basisregistratie grootschalige topografie)

In de artikelen 29 en 30 van de Wet basisregistratie grootschalige topografie (hierna: Wet BGT) is voorzien in periodieke controle om het kwaliteitsniveau van de basisregistratie grootschalige topografie (hierna: BGT) te bewaken en om de bronhouders en houder van de registratie bij te staan in hun kwaliteitszorg. Artikel 30 van de Wet BGT is op 1 juli 2018 in werking getreden, artikel 29 van die wet zal later in 2018 in werking treden. De artikelen 29 en 30 van de Wet BGT schrijven nadere regeling van de controle en het onderzoek bij ministeriële regeling voor. Deze regeling voorziet hierin.

Controle van juistheid en volledigheid van de BGT

De wettelijk vereiste kwaliteit van de BGT als zodanig, die op grond van artikel 2, tweede lid, van de Wet BGT door het Kadaster wordt beheerd, wordt volgens artikel 29 van de Wet BGT driejaarlijks gecontroleerd. Artikel 2 van deze regeling is gereserveerd voor het voorschrijven van eenzelfde aanpak als die welke wordt gevolgd voor de controle op de, eveneens door het Kadaster gehouden, basisregistratie topografie. Naar verwachting zal artikel 2 nog in 2018 worden ingevuld.

Zelfonderzoek door de bronhouder

Artikel 30, eerste lid, van de Wet BGT schrijft een jaarlijks zelfonderzoek door de bronhouder voor. In de memorie van toelichting bij de wet (Kamerstukken II 2012/13, 33 527, nr. 3, p. 33) is hierover opgemerkt dat dit onderzoek dient om te bezien of de inwinnings- en verwerkingsprocessen zodanig zijn georganiseerd dat de duurzame kwaliteit van de BGT voldoende is geborgd. De Wet BGT stelt geen regels met betrekking tot inwinningsprocessen maar juist in de situatie dat de bronhouder op dat punt een zekere vrijheid van organisatie heeft, is een toets daarop een goed hulpmiddel voor kwaliteitszorg.Uitgangspunt is daarbij dat de uitvoering van een zelfcontrole doelmatig moet zijn en geen onevenre-dige bestuurlijke lasten moet meebrengen. Aangezien de gemeenten het merendeel van de bronhouders vormen, wordt voor de zelfcontrole aangesloten bij de verantwoordingssystematiek en het proces dat voor gemeenten is ontwikkeld in het kader van een ‘eenduidige normatiek en single informatie audit’ (ENSIA). Dit betekent dat het verantwoordingsproces in het kader van ENSIA wordt aangevuld met een vragenlijst die specifiek op taken voor de BGT betrekking heeft. Voor de bronhouders die niet tot de gemeente behoren wordt dezelfde vragenlijst gebruikt, maar staat deze meer op zichzelf.